Jonge hond
Vertwijfeld loop ik over het grote veld wat heen en weer. Mijn jonge herdershond Bo is niet te stuiten. Wild rent ze over het veld tussen de andere honden. Ze daagt uit, is gracieus wendbaar en wordt af en toe op haar plek gezet door de alfa hond die, als natuurlijk leider, de zojuist ontstane groep als vanzelfsprekend leidt.
Een jonge hond van 8 maanden lijkt alles wat ze als pup van een mensenbaas heeft geleerd, weer te zijn vergeten. Het woord ‘hier’ lijkt bijvoorbeeld even niet meer ‘naar de mensenbaas toegaan’ te betekenen, maar juist weg te blijven. Naar de zojuist geïntroduceerde ‘hondenbaas’ echter luistert ze goed… heel goed. Ik probeer het tegen beter weten in nog eens. Met een hoge, zogenaamd heel blije stem probeer ik haar naar mij toe te lokken… Het moet gek klinken zo over dat veld, maar ondertussen ben ik er wel klaar mee. We moeten naar huis. Ik moet aan het werk. Alleen mensenbaasjes verderop kijken even mijn kant op. Bo ontdekt vrolijk verder….
Ik zie een bankje en besluit er maar even aan toe te geven. Even zitten… Even kijken… Mijn gedachten dwalen af naar de organisaties waar ik tot nu toe heb gewerkt. Organisaties waar ‘jonge honden’ worden verwelkomd en ik vraag me even serieus af waarom.
Is het alleen omdat ‘jonge honden’, minder geremd door kennis van de spelregels in de organisatie, de gevestigde orde uitdagen en zo nieuwe inzichten en mogelijkheden introduceren? Inzichten en mogelijkheden die nodig zijn voor ontwikkeling van de organisatie. Een vitaal systeem (zoals bijvoorbeeld een gezonde organisatie) kan niet zonder verschil om te overleven. Verschil is informatie en nodig om op tijd door te ontwikkelen, af te schalen of koers te wijzigen. Of zijn de mensen in organisaties zich er van bewust dat zij onderdeel uitmaken van het ‘systeem’ en dus onvoldoende zicht hebben op hoe en waarom het gaat zoals het gaat? Dat zij ‘jonge honden’ nodig hebben die weer even vraagtekens zetten bij de spelregels en posities die in de loop van de tijd zijn ontstaan? Om bijvoorbeeld te herbevestigen (of in twijfel te trekken…) dat deze leider inderdaad de leider hoort te zijn. Dat je 2 of 3 keer rechtstreeks naar de directeur mag stappen, maar daarna de daarvoor bedoelde en ingerichte ‘paden’ moet bewandelen. Net als iedereen.
En dagen de ‘jonge honden’ een organisatie ook niet uit om na te denken over: hoe aantrekkelijk te zijn als werkgever, hoe een logische introductie vorm te geven en hoe een oprecht warm welkom te organiseren? Hiervoor heeft de organisatie een authentieke identiteit nodig met een helder doel waar jonge honden zich graag bij voegen. Processen en werkafspraken moeten logisch, efficiënt en adaptief zijn om de jonge honden snel te leren hoe het werkt en tegelijkertijd ruimte te laten voor de nieuwe inzichten die de jonge honden inbrengen. En tot slot moeten de onderlinge betrekkingen tussen de mensen die er al langer werken voldoende warm en open zijn om het invoegen van de jonge honden een eerlijke kans te geven.
Ik zie Bo even stilstaan en naar mij kijken. Een kort moment van contact tussen jonge hond en mensenbaas. Een moment waarop Bo opnieuw kiest om, nu uit zichzelf, naar mij toe te komen. Autonoom als zij is als jonge hond. Wat ik haar kan bieden is de zekerheid van eten, onderdak en warmte. Als mensenbaas voldoe ik daarmee aan het verzekeren van de basisbehoefte van veiligheid en overleven. Zíj kiest ervoor om mij te volgen. Om aangelijnd te worden en om mij een likje te geven in plaats van een knauw. Ik zie haar ondeugende en tegelijkertijd dankbare, blije houding. Oortjes naar achteren, rechte rug en volle staart die sierlijk kwispelt. Ze kijkt nog één keer met adoratie om naar de informele (honden)baas. Ik ken mijn plaats…